Luther en de vierslag

Er bestaan misverstanden over het zich niet houden aan (synodale) besluiten van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Op social media zijn er de laatste tijd meerdere berichten te vinden waaruit blijkt dat het onbegrijpelijk zou zijn dat er bezwaar wordt gemaakt tegen het besluit van de Generale Synode om geen roepende kerk aan te wijzen, terwijl een groot aantal kerken die het eens zijn met dat bezwaar zich zelf  niet houdt aan synodale besluiten over ViA en, in mindere mate, homoseksualiteit.

Luther en de vierslag
Hans Bügel

Er bestaan misverstanden over het zich niet houden aan (synodale) besluiten van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Op social media zijn er de laatste tijd meerdere berichten te vinden waaruit blijkt dat het onbegrijpelijk zou zijn dat er bezwaar wordt gemaakt tegen het besluit van de Generale Synode om geen roepende kerk aan te wijzen, terwijl een groot aantal kerken die het eens zijn met dat bezwaar zich zelf  niet houdt aan synodale besluiten over ViA en, in mindere mate, homoseksualiteit. Er valt begrip op te brengen voor het idee dat het vreemd is dat er kerken zijn, die de Rijnsburggroep beschuldigen van scheurmakerij, terwijl zijzelf zich jarenlang niet aan de spelregels van de kerk zouden hebben gehouden; in die beleving zijn de kerken die zich niet houden aan synodale besluiten zelf de oorzaak van de ontstane situatie en zou het onjuist zijn om de Rijnsburggroep te betichten van scheurmakerij, want de echte scheurmakers zouden die kerken zijn die zich niet aan de synodebesluiten houden. Toch is dit een misverstand.

Overbodige categorie
Vermoedelijk worden de misverstanden mede gevoed door de Rijnsburggroep en het CGBeraad die zich erop laten voorstaan zich in woord en daad in alles te houden aan de door henzelf geïntroduceerde vierslag van Schrift, belijdenis en kerkorde en synodale besluiten.[1] Naast Schrift, belijdenis en kerkorde stellen zij nog een aparte vierde categorie, synodale besluiten. Vermoedelijk is de bedoeling van deze vierslag en haar nadruk op het synodale karakter van de besluiten te onderstrepen dat het besluiten van de landelijke vergadering zijn, die voor alle kerken van het kerkverband vast en bondig zijn, dus voor hen rechtsgeldig zijn. Het is echter een overbodige categorie, omdat artikel 31 K.O. bepaalt wat rechtsgeldige kerkelijke besluiten zijn en hoe die tot stand komen. Artikel 31 K.O., voor zover van belang bepaalt:

De besluiten van de vergaderingen worden genomen na gemeenschappelijk overleg en   zo mogelijk met eenparige stemmen. Wat bij meerderheid van stemmen uitgesproken is,  zal voor vast en bondig worden gehouden, tenzij bewezen wordt, dat dit in strijd is met  het Woord van God, de belijdenis of de kerkorde of dat de kerkelijke vergadering in  redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen.

Het artikel bestaat uit een aantal van belang zijnde onderdelen, criteria om zo te zeggen om te kunnen vaststellen of een besluit binnen de CGK rechtsgeldig is. In artikel 31 K.O. wordt de term ‘rechtsgeldigheid’ niet genoemd, maar wordt er gesproken over ‘vast en bondig’; het besluit staat vast en heeft bindende kracht. Wat in de formulering van artikel 31 K.O. opvalt, is dat het spreekt over ‘besluiten van de vergaderingen, die voor vast en bondig zullen worden gehouden. Er staat niet: ‘Wat bij meerderheid van stemmen uitgesproken is, is vast en bondig, maar er staat: zal voor vast en bondig gehouden worden. Dat laatste is van betekenis; het geeft een vermoeden weer, een rechtsvermoeden, namelijk het besluit wordt voor rechtsgeldig gehouden, tenzij anders bewezen. Dat impliceert dat er ruimte is voor betwisting; er is dus sprake van een weerlegbaar vermoeden. Dat betekent dat een besluit, hoewel bij meerderheid uitgesproken, bij nader inzien toch niet rechtsgeldig blijkt te zijn en dus niet ‘vast en bondig’ is. En dat sprake is van een weerlegbaar vermoeden, blijkt uit de 'tenzij-bepaling' van artikel 31 K.O.; een besluit wordt voor ‘vast en bondig’ gehouden, tenzij het niet overeenstemt met Schrift, belijdenis en kerkorde.[2] Met andere woorden artikel 31 K.O. kent een aantal uitzonderingsgronden waardoor een besluit van een vergadering, hoewel bij meerderheid van stemmen uitgesproken, toch niet rechtsgeldig blijkt te zijn en daarom niet ‘vast en bondig’ is althans niet als zodanig kan worden beschouwd. Een besluit van een vergadering in de zin van artikel 31 K.O. wordt dus vermoed rechtsgeldig te zijn, tenzij er zich een uitzonderingsgrond voordoet.[3]

Rechtsgeldigheid verondersteld
Artikel 31 K.O. spreekt over ‘besluiten van de vergaderingen’; daarmee wordt uiteraard gedoeld op de vergaderingen die in artikel 29 K.O. worden genoemd, zijnde ‘de vier onderscheiden kerkelijke vergaderingen: die van de kerkenraad, van de classis, van de particuliere synode en van de generale synode’. Op elk van deze kerkelijke vergadering is artikel 31 K.O. van toepassing en voor elk besluit van deze vergadering geldt dat het vermoed wordt rechtsgeldig te zijn. De rechtsgeldigheid wordt verondersteld, maar kan ook steeds worden weerlegd. Over die besluiten van de vergaderingen wordt gezegd dat zij niet zomaar willekeurig mogen worden genomen, maar dat, voorafgaande aan het besluit, in de vergadering daarover eerst overleg moet plaatsvinden. Artikel 3.1. Integrale Regeling voor Revisie en Appelprocedure, IRRA, een uitvoeringsregeling bij artikel 31 K.O., bepaalt dan ook niet voor niets dat kerkelijke vergaderingen hun besluiten nemen ‘na goede voorbereiding en met verwerking van vroegere besluitvorming’. Het heeft er alles mee te maken dat besluiten zorgvuldig voorbereid en genomen worden. Dat geldt voor elk besluit van elke kerkelijke vergadering. En besluiten moeten zo mogelijk met eenparigheid van stemmen worden genomen. Dat streven naar unanimiteit is niet zonder betekenis. Besluiten van kerkelijke vergaderingen moeten namelijk draagvlak hebben binnen het kerkverband. Dat draagvlak wordt gerealiseerd door zoveel mogelijk overeenstemming te bereiken met alle betrokkenen over de inhoud van een besluit. Het is ook een nadere uitwerking van artikel 1 K.O., inhoudende dat de gemeente van Christus naar de vereiste orde leeft en de vrede bewaart. Het drukt het karakter van kerkrecht uit zijnde vredesrecht. Hoewel eenparigheid of unanimiteit de voorkeur heeft bij het nemen van besluiten, is de realiteit dat het vaak moeilijk is om tot unanieme besluiten te komen. Om te voorkomen dat het kerkverband besluiteloos wordt, maakt artikel 31 K.O. het mogelijk om ook besluiten te nemen bij meerderheid van stemmen.

Luther
De mogelijkheid om bij meerderheid van stemmen besluiten te nemen, betekent daarom niet dat iedereen binnen het kerkverband zich altijd aan het besluit van een wettige kerkelijke vergadering moet onderwerpen, bijvoorbeeld als er de overtuiging is dat een besluit in strijd is met Schrift, belijdenis of kerkorde en dat wordt aangetoond. Professor Rutgers merkt in dit verband op bij artikel 31 K.O. dat  de Reformatie juist daarop berust, dat men op grond van Gods Woord zich formeel tegen het wettig bestaande verzet. Anders zou er moeten worden gewacht totdat de kerkelijke vergadering het herstel van het besluit zelf ter hand nam. Was dit waar, dan is daarmee de Reformatie geoordeeld.[4] Een beroep op de tenzij-grond mag uiteraard nooit lichtvaardig worden gedaan, maar er moet sprake zijn van een ernstig gemoeds- of gewetensbezwaar zijn. Een beroep op de tenzij-bepaling betekent dat de bezwaarde in zijn geweten van oordeel is dat een besluit van een kerkelijke vergadering, bijvoorbeeld de Generale synode, in strijd is met Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde. Dat vereist dat de bezwaarde daarvan bewijs dient te leveren. Vervolgens is het aan de kerkelijke vergadering om het door de bezwaarde geleverde bewijs te weerleggen.[5] Misschien het meest exemplarische bewijs dat artikel 31 K.O. op deze wijze moet worden begrepen, uitgelegd en toegepast, is Luther zijn slotwoorden op 18 april 1521 tijdens de Rijksdag te Worms naar aanleiding van de vraag of hij de inhoud van zijn boeken wilde herroepen. Luther maakte duidelijk dat, tenzij men hem  met bewijs uit de Heilige Schrift of met redelijke argumenten van zijn ongelijk zou overtuigen, hij niet kon en wilde herroepen. Hij was van oordeel dat hij sterk stond met wat hij in zijn geschriften uit de Schrift heeft aangehaald. Zijn geweten was daarom in Gods Woord gevangen. Het is daarom niet geoorloofd iets te doen wat ingaat tegen het geweten.[6] En Luther zijn overtuiging komt vervolgens naadloos overeen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die in artikel 32 uitspreekt dat ”regels die door de ambtsdragers in de kerk worden opgesteld zijn nuttig en goed om de organisatie van de kerk te handhaven. Toch geloven wij dat zij ervoor moeten oppassen om met die regels af te wijken van wat Christus, onze enige Meester, ons geboden heeft.  Daarom verwerpen wij alle menselijke ingevingen en wetten om God te dienen, die op wat voor wijze dan ook, daardoor dwang uitoefenen over ons geweten”. Geen dwang dus over het geweten, dat is dus het geweten dat is gefundeerd op Gods Woord.[7] Dit betekent ook dat de macht in de kerk niet van dien aard mag zijn, dat de meerderheid de minderheid dwingt, of een Generale Synode een plaatselijke kerk of classis onder druk mag zetten om, tegen haar geweten in, besluiten na te komen, omdat de macht van de kerk  niet gelijk is aan die van de seculiere overheid.[8]

Te ongenuanceerd
Besluiten van kerkelijke vergaderingen mogen daarom nooit zo worden genomen, dat het recht, de vrijheid en de gelijkheid van kerken wordt aangetast, maar zo, dat er gehandeld wordt zoals het naar Gods Woord behoort te geschieden. Gaat de meerdere vergadering naar het oordeel van een kerk haar bevoegdheid te buiten en worden de besluiten in strijd met Gods Woord beschouwd en gaat de meerdere vergadering haar besluiten afdwingen, dan doet een plaatselijke kerk er verstandig aan om het kerkverband te verlaten, in plaats van tegen Gods Woord, belijdenis, de kerkorde en het geweten in te handelen.[9] Er is dan ook niet zomaar sprake van ongehoorzame kerken, eenvoudigweg omdat zij zich niet aan de (spel)regels houden, maar eerder sprake van gehoorzame plaatselijke kerken, die op Lutherse wijze hun geweten gebonden weten aan Gods Woord. Deze plaatselijke kerken kunnen het synodebesluit ViA op grond van de Schrift en belijdenis niet voor vast en bondig houden. En daarom is het een misvatting dat plaatselijke kerken die de ambten hebben opengesteld voor vrouwen in strijd zouden handelen met artikel 31 K.O. Dat het openstellen van ambten door plaatselijke kerken bij tegenstanders van de openstelling van de ambten verdriet, teleurstelling, irritatie en vervreemding oproept en hunnerzijds ook daarom verzet oproept, betekent niet dat er daardoor in strijd met artikel 31 K.O. is gehandeld. Het oordeel in het synodebesluit van 2022 dat gemeenten die besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerleggen en tegelijk stellen dat ze van harte onderdeel willen blijven uitmaken van de Christelijke Gereformeerde Kerken iets onmogelijks uitspreken, is dan ook te ongenuanceerd en daarmee te verstrekkend. De suggestie dat artikel 31 K.O. niet functioneert, is eveneens onjuist.

Niet vast en bondig
Daarentegen kunnen bijvoorbeeld de synodebesluiten van 28 maart 2025 en 3 juni 2025 niet voor vast en bondig worden gehouden, omdat artikel 31 K.O. bepaalt dat besluiten niet rechtsgeldig zijn als die in strijd zijn met de kerkorde. Het besluit van 28 maart 2025 om de synode voortijdig te sluiten terwijl nog niet alle agendapunten waren afgehandeld is in strijd met artikel 30 K.O. Het besluit van 3 juni 2025 om geen roepende kerk aan te wijzen is in strijd met artikel 50 K.O. Dergelijke besluiten hebben daarom geen bindende kracht. Een besluit in strijd met de kerkorde kan niet vast en bondig zijn, want de kerkorde zelf is vast en bondig.[10] Deze besluiten zijn dus niet alleen civielrechtelijk niet bindend, omdat zij in strijd zijn met het statuut van het kerkgenootschap en daarom geacht worden nooit te hebben bestaan en dus nietig zijn, maar zij zijn ook kerkrechtelijk niet bindend, omdat zij in strijd zijn met artikel 31 K.O. zijn. Bedacht moet worden dat de kerkorde berust op ‘gemeen akkoord’ van de kerken, dat wil dus zeggen dat daarover consensus binnen het kerkverband bestaat. De rechtszekerheid en de rechtsbescherming voor kerken en kerkleden brengen namelijk met zich mee dat kerkelijke vergaderingen geen willekeurige, van de kerkorde afwijkende, besluiten kunnen nemen. Kerkelijke vergaderingen zijn daarom gebonden aan de kerkorde en kunnen zich niet aan de gebondenheid onttrekken.

Bezinning
En daarom is het Rijnsburggroep-initiatief om met gelijkgezinde kerken het kerkverband van onderaf opnieuw op te bouwen op basis van de zogenaamde vierslag in feite een misslag. Een misslag omdat het initiatief in strijd is met de inhoud en structuur van de kerkorde[11], maar ook omdat zij, met haar vierslag, suggereert dat synodale besluiten van gelijk gewicht zouden zijn als Gods Woord, de belijdenis van de kerk en de kerkorde, wat niet het geval is. Daarmee wordt de structuur, inhoud en bedoeling van artikel 31 K.O. door hen miskent. Daarvan is het gevolg dat de Rijnsburggroep chaos creëert door de legitimiteit van (komende) kerkelijke vergaderingen en hun besluiten te betwisten. Dit leidt binnen het kerkverband ook tot de misvatting dat plaatselijke kerken, die de ambten hebben opengesteld, woordbreuk zouden hebben gepleegd. En daarvan is het gevolg dat deze kerken onterechte verwijten worden gemaakt, de polarisatie binnen het kerkverband daardoor toeneemt, de bereidheid om met elkaar in gesprek te blijven afneemt en er wanorde binnen het kerkverband ontstaat. Daarom wordt het tijd dat de Rijnsburggroep tot bezinning komt en haar scheurmakerij staakt, de roepende kerk Hoogeveen erkent en artikel 31 K.O. serieus neemt, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.
________________
[1] Den Buter, L. A., Van Zuijlen, V., & Christelijke Gereformeerde Kerk EBEN-HAËZER RIJNSBURG. (2025). Uitnodiging bijeenkomst Rijnsburg.
[2] Sinds een aantal jaren is aan de tenzij-beplaing nog een uitzonderingsgrond toegevoegd, namelijk: tenzij ‘de kerkelijke vergadering in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen’. Deze laatste uitzonderingsgrond blijft bij de bespreking van artikel 31 K.O. in deze Vrije-Interpretatie buiten beschouwing, omdat deze uitzondering bedoeld is voor exceptionele gevallen. 
[3] Bouwman, H. (1934) § 62. (z.d.-b). https://kerkrecht.nl/node/2678/
[4] Rutgers, F.L. (1892-) Art. 31. (z.d.-b). https://kerkrecht.nl/node/1310/
[5] Instemming met tandengeknars – theologisch logboek. (z.d.). https://bertloonstra.nl/recent/instemming-met-tandengeknars/
[6] Exalto, D. K. (1971, 17 april). „Mijn geweten is in Gods Woord gevangen". Digibron.nl. https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:RD.nl,19710417…
[7] De CGK-synode heeft het kerkverband onnodig in een impasse gebracht – theologisch logboek. (2025a, juni 9).   https://bertloonstra.nl/recent/de-cgk-synode-heeft-het-kerkverband-onno…
[8] Bouwman, H. (1934) § 62. (z.d.-a). https://kerkrecht.nl/node/2678/
[9] idem
[10] Rutgers, F.L. (1892-) Art. 31. (z.d.-a). https://kerkrecht.nl/node/1310/ , p.124
[11] Christelijke Gereformeerde Kerken CGK. (2025f, september 18). Notitie juridische situatie CGK - Christelijke Gereformeerde Kerken: CGK. Christelijke Gereformeerde Kerken: CGK. https://cgk.nl/binnen-de-kerk/deputaatschappen/kerkorde-en-kerkrecht/no…

Reactie toevoegen

De taalcode van de reactie.
Protected by Spam Master