Selectieve verdraagzaamheid

Nadat de tumultueuze derde vergaderweek van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken was afgelopen, stuurde het moderamen van de synode een dramatische brief met de mededeling dat de synode met lege handen zou staan en deed  daarbij de oproep tot verootmoediging. Nadien is het stil gebleven vanuit het moderamen en verkeren de kerken, ongeveer 67.000 leden, in het ongewisse wat de synode in de komende vergaderweek (3 t/m 6 juni) zal gaan doen. Wat tot nu toe niet gebleken is, is dat het moderamen iets doet met verzoeken, adviezen, suggesties en ideeën die vanuit de kerken hem bereiken. En dat is jammer en teleurstellend omdat het moderamen zelf zegt met lege handen te staan. Dan zou je verwachten dat het moderamen open staat voor inbreng van buiten de synode, omdat die mogelijke oplossingsrichtingen geeft, die tot op heden bij  het moderamen nog niet was opgekomen.

selectieve verdraagzaamheid
Hans Bügel

Nadat de tumultueuze derde vergaderweek van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken was afgelopen, stuurde het moderamen van de synode een dramatische brief met de mededeling dat de synode met lege handen zou staan en deed  daarbij de oproep tot verootmoediging. Nadien is het stil gebleven vanuit het moderamen en verkeren de kerken, ongeveer 67.000 leden, in het ongewisse wat de synode in de komende vergaderweek (3 t/m 6 juni) zal gaan doen. Wat tot nu toe niet gebleken is, is dat het moderamen iets doet met verzoeken, adviezen, suggesties en ideeën die vanuit de kerken hem bereiken. En dat is jammer en teleurstellend omdat het moderamen zelf zegt met lege handen te staan. Dan zou je verwachten dat het moderamen open staat voor inbreng van buiten de synode, omdat die mogelijke oplossingsrichtingen geeft, die tot op heden bij  het moderamen nog niet was opgekomen. In twee vorige Vrije-Interpretaties zijn mogelijkheden voor verdraagzaamheid en de praktische toepassing daarvan binnen de CGK bepleit. Er is namelijk voldoende Bijbelse, confessionele en kerkordelijke ruimte voor. Dat bewijst zich ook doordat de CGK, zonder terughoudendheid, zusterkerkrelaties onderhoudt met buitenlandse kerkverbanden, die nota bene ambten voor vrouwen hebben opengesteld. Als de  CGK wel kan verdragen dat zusterkerken vrouwelijke ambtsdragers kennen, maar niet bereid is om dat van de kerken binnen het eigen kerkverband te verdragen, is er sprake van selectieve verdraagzaamheid. Er zijn namelijk geen objectieve Bijbelse, confessionele of kerkordelijke redenen voor selectieve verdraagzaamheid tussen buitenlandse kerken en de kerken binnen het eigen kerkverband. Wie toch dat onderscheid maakt, komt inderdaad met lege handen te staan en doet anderen, zichzelf en bovenal de Ander tekort.

 

Frankrijk en Indonesië

In dit verband is opvallend dat tijdens de tweede synodeweek door een van de rapporteurs naar voren werd gebracht dat weliswaar het Franse Gereformeerde kerkverband vrouwelijke ambtsdragers kent, maar dat het kerkverband zich in andere context bevindt. De maatschappelijke situatie zou echt heel anders zijn dan die van de CGK. Zo zou een kerkelijke gemeente in Frankrijk van overheidswege aangesloten moeten zijn bij een orgaan dat door de overheid aangesproken kan worden. Dat zou daar te maken hebben met controle van de overheid, in dit geval van allerlei kerkelijke zaken. En daardoor zou men ook wel gedwongen zijn die aansluiting hier of daar ergens te hebben. Waardoor men binnen het verband van Unepref ook met een verscheidenheid zou moeten leven. Los van de vraag of de beschrijving van de situatie in Frankrijk juist is, mag opvallen dat sprake is van een interessante onderbouwing door de rapporteur. Daarbij moet worden opgemerkt dat binnen dit kerkverband, Unepref, de openstelling van bijvoorbeeld het ambt van predikant in 1994 ook niet zonder slag of stoot is gegaan en uiteindelijk is het ambt van predikant opengesteld met slechts één stem verschil. Een andere opvallende zusterkerkrelatie betreft het Indonesische kerkverband; de Geraja Toraja Mamasa is voortgekomen uit zendingswerk van de CGK. Tijdens een classisvergadering van 13 december 1938 al, werd de mogelijkheid van vrouwelijke ambtsdragers besproken. Ook hier was de aanleiding de context waarbinnen de GTM zich bevindt. Vrouwen vervulden toentertijd al een rol in het publieke leven van de samenleving, bijvoorbeeld als districtshoofd, maar ook in religieuze zin. Het voorstel werd verworpen, omdat het Woord van God openstelling van de ambten niet zou toestaan. In de GTM werden de ambten alsnog opengesteld voor vrouwen tijdens de generale synode van Mamasa in 1986. Die beslissing maakte het mogelijk voor vrouwen om het ambt van ouderling, diaken en predikant te bekleden. De generale synode te Nosu in 1991 bevestigde het besluit van 1986 dat alle ambten openstaan voor vrouwen. 

 

Correspondentie

Met onder andere deze twee kerkverbanden onderhoudt de CGK correspondentie; met het Franse kerkverband Unepref wordt beperkte correspondentie onderhouden en met de GTM onderhoudt zij zelfs volledige correspondentie. Beperkte correspondentie is gericht op samenwerking, wederzijdse steun en op de openstelling van het avondmaal en elkaars kansel, terwijl volledige correspondentie daar bovenop een volledige wederzijdse erkenning van leden en predikanten en consultatie op hoofdlijnen van beleid en leer omvat. Zowel de beperkte als de volledige correspondentie veronderstelt een gezamenlijke basis op grond van Schrift en belijdenis. Het nauwelijks voorstelbaar dat de kansels van de beide kerkverbanden voor elkaar openstaan als er geen zekerheid van schriftgetrouwe prediking zou bestaan. Evenmin ligt het voor de hand dat de CGK twijfelt aan het Schriftgezag van beide buitenlandse kerkverbanden. Tegelijkertijd blijkt dat beide buitenlandse kerkverbanden ten opzichte van de CGK een ander Schriftverstaan hebben ten aanzien van vrouw in ambt, die kennelijk door de CGK kan worden verdragen.  

 

Verschillen in context

Uit de bijdrage van rapporteur in de tweede vergaderweek, blijkt dat hij de openstelling van de ambten bij Unepref verklaart door te wijzen op de verschillen in context tussen de CGK in Nederland en Unepref in Frankrijk. Zijn toelichting ter synode dat de ambten binnen Unepref openstaan voor vrouwen wordt niet alleen verklaard, maar ook gerechtvaardigd door te verwijzen naar de specifieke omstandigheden waarin het Franse kerkverband verkeert. Die verklaring en rechtvaardiging blijken geen beletsel te zijn voor beperkte correspondentie met Unepref, die het mogelijk maakt om elkaars leden tot het avondmaal toe te laten en elkaars kansels open te stellen. Dit staat op gespannen voet met de uitspraak van de synode, die bevestigd is door het afwijzen van de revisieverzoeken, dat ‘Voor de wijze waarop we als kerken met ‘vrouw en ambt’ willen omgaan is evenwel meer aan de orde. Het gaat namelijk bij dit onderwerp wel over de omgang met de Schrift, hoe we de Schriften lezen. Dat is van zulk gewicht, dat we daarover als kerken samen moeten spreken en besluiten. Gelet op het feit dat de CGK, zonder voorbehoud, beperkte correspondentie onderhoudt met Unepref en zelfs volledige correspondentie met GTM, dan is kennelijk ineens de omgang met de Schrift en hoe de kerken de Schriften lezen in zake vrouw en ambt, niet meer van zulk gewicht dat daarover als kerken samen moeten spreken en besluiten. Hoewel de omgang met de Schrift bij Unepref en GTM duidelijk afwijkt van die van de CGK, aanvaardt de CGK dat de omstandigheden van het geval met zich kunnen brengen dat Unepref en GTM een andere keuze maken over vrouw en ambt. 

 

Confessionele flexibiliteit

Het kan echter niet allebei waar zijn; enerzijds is het onderwerp vrouw in ambt voor het eigen kerkverband van dusdanig gewicht dat er geen rekening kan worden gehouden met de plaatselijke omstandigheden van de plaatselijke kerk, terwijl anderzijds voor onderlinge verhoudingen tot de buitenlandse kerken datzelfde onderwerp  niet van zulk gewicht is dat de CGK wel rekening houdt met de specifieke omstandigheden waarin de buitenlandse kerkgenootschappen verkeren. Als de CGK vrouw in ambt kan verdragen van buitenlandse kerkverbanden waarmee correspondentie is, kan de CGK dat ook verdragen van plaatselijke kerken binnen haar eigen kerkverband. Als Schrift en belijdenis voldoende ruimte bieden voor de CGK om buitenlandse kerkgenootschappen, die vrouwelijke ambtsdragers kennen, te erkennen als zusterkerken, kan het niet anders dan dat diezelfde Schrift en belijdenis diezelfde ruimte ook kan bieden aan plaatselijke kerken van het eigen kerkverband. Dan mogen ook de plaatselijke omstandigheden van het zulk gewicht zijn dat er ruimte is voor plaatselijke kerken om van het meerderheidsbesluit af te wijken. Dat de correspondentie met buitenlandse kerken aanvaardbaar is, onderschrijft prof. Selderhuis met zijn opmerking in het Reformatorisch Dagblad van 7 april 2025 dat er voldoende ruimte is voor uitzonderingen, omdat het kerkrecht binnen de bandbreedte van de confessie daarvoor flexibel genoeg is. Laten we de ruimte gebruiken omwille van de orde en de vrede in de kerk. Dan wordt het geweten niet langer gebonden aan een meerderheidsbesluit en kunnen plaatselijke kerken, net als buitenlandse kerken, doen wat de plaatselijke saamhorigheid, eenheid en gehoorzaamheid aan God bevordert, omdat dit de vrede in de kerken dient. Het wordt tijd dat het moderamen hiervan serieus werk maakt door de handen uit de mouwen te steken in plaats alles uit zijn handen te laten vallen en te klagen dat het met lege handen zou staan. Dat is namelijk niet gepast, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

Reactie toevoegen

De taalcode van de reactie.
Protected by Spam Master