Ruis op de lijn

In de Vrije-Interpretatie ‘Het prisma van de vrede[1]’ is betoogd dat het soms nodig is, om des vredes wil en om de vredesorde te herwinnen of te bewaken, de burgerlijke rechter in te schakelen, ook als dienaresse van de Vredevorst. De directe aanleiding van ‘Het prisma van de vrede’ waren de vragen naar de geoorloofdheid om de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken via een kort geding te dwingen zich uit te laten over een ingediend revisieverzoek dat als zeer dringend geval alsnog geagendeerd moest worden. Eén van de vragenstellers was ds. A.J.T. Ruis.

ruis op de lijn
Hans Bügel

In de Vrije-Interpretatie ‘Het prisma van de vrede[1]’ is betoogd dat het soms nodig is, om des vredes wil en om de vredesorde te herwinnen of te bewaken, de burgerlijke rechter in te schakelen, ook als dienaresse van de Vredevorst. De directe aanleiding van ‘Het prisma van de vrede’ waren de vragen naar de geoorloofdheid om de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken via een kort geding te dwingen zich uit te laten over een ingediend revisieverzoek dat als zeer dringend geval alsnog geagendeerd moest worden. Eén van de vragenstellers was ds A.J.T. Ruis. Hij mailde dat hij in de krant had gelezen dat er was gedreigd met een kort geding om het revisieverzoek ter synode te laten agenderen. Naar aanleiding daarvan vroeg hij om een reflectie op de verhouding tussen de aankondiging van het kort geding en de boodschap van 1 Korintiërs 6.

Cyprianus
Nadat aan ds. Ruis een uitgebreid antwoord is gegeven op zijn vraag in lijn met de gepubliceerde Vrije-Interpretatie ‘Het prisma van de vrede’ bleek dat ds. Ruis omstreeks dezelfde tijd of wellicht kort daarna zijn standpunt had gedeeld op LinkedIn onder titel: ‘de advocaat die niet naar de rechter ging…’.[2] Hieruit blijkt dat Ruis, met een beroep een invloedrijke kerkvader uit 250 na Christus, duidelijk en principieel een externe rechtsgang voor christenen afwijst, zich daarbij beroepend Cyprianus' persoonlijke expertise in het Romeinse rechtssysteem. In zijn "Testimonia ad Quirinum" neemt Cyprianus stelling tegen de gang naar de wereldlijke rechter voor onderlinge kwesties tussen christenen. Deze stellingname is gebaseerd op zijn uitleg van 1 Korintiërs 6, waarin Paulus betoogt dat meningsverschillen tussen christenen niet voor heidense rechtbanken gebracht moeten worden. Ruis accentueert Cyprianus' achtergrond als voormalig advocaat/redenaar in het Romeinse Rijk. Ruis zijn beroep op Cyprianus is kennelijk bedoeld om  de afwijzing van een gang naar de burgerlijke rechter extra gewicht te geven, omdat Cyprianus de juridische wereld van zijn tijd van binnenuit kende en desondanks elke poging om via die weg recht te halen afwees als "strijdig met de Schrift". En daarmee keurt ds. Ruis in navolging van Cyprianus de handelswijze af om de burgerlijke rechter te betrekken bij kerkelijke geschillen.

Te brede interpretatie
Hoewel het klopt dat kerkvader Cyprianus inderdaad in zijn 44e stelling van boek III stelt dat  'Dat gelovigen die onderling van mening verschillen, hun zaak niet aan een heidense rechter behoren voor te leggen' omdat, op basis van 1 Korinthe 6, meningsverschillen tussen christenen niet behoren te worden opgelost door een beroep op wereldlijke rechters, is de strikte afwijzing in de hedendaagse context van een kerkgenootschap als rechtspersoon ongenuanceerd en te absoluut. Cyprianus' standpunt, hoewel gebaseerd op 1 Korintiërs 6, interpreteert de woorden van Paulus te breed. Lawrence's[3] analyse bijvoorbeeld maakt duidelijk dat Paulus zich inderdaad richtte op "alledaagse geschillen" tussen individuele gelovigen, zoals fraude, niet-terugbetaalde leningen of kleine benadelingen. Paulus' ergernis betrof "persoonlijke, alledaagse 'bagatel kwesties'’ die christenen voor ongelovige rechters brachten. De kern van Paulus' betoog was dus bedoeld om de vrede en het getuigenis van de gemeente te beschermen tegen de schade die zulke onderlinge, triviale zaken in de openbaarheid zouden veroorzaken. Het gaat hierbij om het principe van liever "onrecht lijden" dan het eigenbelang voorop te stellen ten koste van de gemeenschapsvrede. Dit betekent dat Cyprianus' afwijzing, hoewel historisch begrijpelijk, primair van toepassing is op dergelijke persoonlijke, 'alledaagse' conflicten. Bij deze alledaagse zaken kan worden gedacht aan bijvoorbeeld fraude, niet-terugbetaalde leningen of zwendel.[4] Paulus ergert zich eraan dat christenen deze onderlinge, alledaagse geschillen voor "ongelovige rechters" brengen. Hij benadrukt dat gelovigen, die immers competent genoeg zijn om de wereld en zelfs engelen te oordelen, hun problemen intern hadden moeten oplossen via privé-arbitrage. Lenen was zeer gebruikelijk in de Romeinse wereld. Geldschieters probeerden fraude te voorkomen met allerlei wettelijke overeenkomsten, eden en onderpanden. Er was ook veel afpersing door geldschieters met exorbitante rentes en fysiek misbruik, waarbij rechters vaak corrupt waren en klachten van de zwakken niet serieus namen.[5] Rechters waren vaak leken. Advocaten gebruikten uitgebreide retoriek, niet alleen om de rechter maar ook de menigte te beïnvloeden en populariteit te winnen. Processen vonden vaak in het openbaar plaats op het forum en trokken veel toeschouwers. De sociale status en eer van de partijen speelden een grote rol, en de welgestelden konden het systeem naar hun hand zetten door omkoping van advocaten en rechters. De wetten waren als "spinnenwebben" die de zwakken vingen, maar de rijken lieten gaan.[6] Naast officiële rechtspraak waren bemiddeling en privé-arbitrage veelvoorkomende manieren van conflictoplossing in de Romeinse wereld. Een groot deel van de conflicten is op die manier beslecht. Privé-arbitrage bood de mogelijkheid tot een compromis, was wettelijk toegestaan, gemakkelijker toegankelijk, goedkoper en leverde minder publiciteit op. Bovendien is deze privé-arbitrage eerlijker.[7] Lawrence concludeert dat openbare rechtszaken onvoldoende (rechts)bescherming boden voor kwetsbare gemeenteleden, terwijl deze kwetsbare gemeenteleden ook het slachtoffer konden worden van de manipulatie door rijkere christenen via het bevooroordeelde Romeinse rechtssysteem. Daarnaast wilde Paulus de zwakkere gemeenteleden behoeden voor de niet ongebruikelijke karaktermoord tijdens rechtszaken, omdat dit tegen het gebod van de naastenliefde indruist.[8]

Andere context
Met een beroep op Cyprianus ziet Ruis eraan voorbij dat Cyprianus zijn opvatting mede is bepaald door een andere context dan de onze. Het idee dat een christelijke kerk als rechtspersoon in het privaatrecht kan optreden en daarmee door de overheid als rechtspersoon wordt erkend, bestond niet in de tijd van Cyprianus. De rechtspersoonlijkheid van kerkgenootschappen zoals die in West-Europa bestaat, stamt uit de Middeleeuwen toen de ongedeelde Katholieke Kerk het idee van een eigen rechtssfeer en rechtspersoonlijkheid introduceerde om zich te beschermen tegen de macht van wereldlijke overheid.[9] De rechtspersoonlijkheid van kerkgenootschappen is tegenwoordig verankerd in het Burgerlijk Wetboek, dat ex artikel 2:2 BW bepaalt dat zij rechtspersoonlijkheid hebben en door hun eigen statuut worden geregeerd. Ten tijde van Cyprianus was er geen sprake van een officiële erkenning van het christelijk geloof, laat staan dat kerken destijds als erkende rechtspersonen konden deelnemen aan het rechtsverkeer. En hoewel in Nederland  de vrijheid van organisatie voor kerkgenootschappen op grond van scheiding van kerk en staat groot is, is zij niet onbegrensd. Doordat kerkgenootschappen rechtspersoonlijkheid hebben, maken zij onderdeel uit van het civiele recht en zijn er ook dwingende normen die betrekking hebben op het interne reilen en zeilen – structuur, inrichting en organisatie – van een kerkgenootschap van toepassing, die in beginsel door het eigen statuut wordt bepaald.[10] Hoewel een kerkgenootschap het vrijstaat zijn eigen regels te stellen en daarbij zelfs mag afwijken van dwingend recht, wordt die vrijheid beperkt tot dwingend recht dat een belang van fundamentele aard beschermt.[11] En daarmee functioneren kerkgenootschappen als erkende entiteiten in de rechtssfeer van de Nederlandse samenleving. Bovendien functioneert de burgerlijke rechter binnen de rechtsbeschermende kaders van de rechtsstaat. Kortom, de concepten van een kerkelijke organisatie als rechtspersoon met civielrechtelijke raakvlakken met haar interne regels, zoals bij moderne kerkgenootschappen, waren in Cyprianus' tijd nog niet ontwikkeld of erkend door het Romeinse recht.

Misleidend
En daarmee wordt, met een beroep op kerkvader Cyprianus, ruis op de lijn veroorzaakt; de suggestie dat Cyprianus zijn afwijzing, om recht recht te halen in de publieke arena, als in strijd met de Schrift, vandaag de dag des te zwaarder weegt, omdat hij het recht van binnenuit kende, is misleidend. Ruis miskent daarmee de historische en juridische verschillen waardoor zijn interpretatie van 1 Korintiërs 6:1-9a de in de huidige moderne context onjuist en misplaatst is. Cyprianus' afwijzing was  niet het oordeel van een jurist over een neutraal en rechtvaardig systeem, maar over een systeem dat vijandig was, corrupt, bevooroordeeld en mede ingezet werd voor de onderdrukking van onder andere Christenen. Cyprianus zijn juridische kennis maakte hem juist extra bewust van de gevaren en onrechtvaardigheden van dat specifieke systeem voor de christelijke gemeenschap. En deze ruis op de lijn is niet onschuldig, want het ontkent het recht van rechtzoekenden zich op de burgerlijke rechter te beroepen in deze tijd,  indien en voor zover het kerkgenootschap zelf in strijd handelt met zijn eigen regels zijnde regelingen over de organisatiestructuur en het interne functioneren van het kerkgenootschap, waaronder regels over het bestuur van het kerkgenootschap en de interne verhouding in het kerkgenootschap.[12] Daarmee wekt Ruis de indruk dat de fundamentele rechtsregels in de kerk niet gelden. De gedachte daarbij lijkt te zijn dat de burgerlijke rechter al snel een indringer is die de plaats van Christus als Koning van zijn kerk bedreigt. Het procederende kerklid wordt dan geadviseerd om 1 Korinthe 6 maar eens door te nemen. Daardoor worden juridische doctrine en kerkelijke doctrine tegenover elkaar gezet als kwesties van literatuur en van belijdenis.[13]

Onterechte diskwalificatie
Hierdoor worden kerkleden en kerkenraden ten onrechte gediskwalificeerd als zij zich genoodzaakt zouden zien hun recht te verkrijgen bij de burgerlijke rechter als de kerk zelf het interne recht schendt, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de recente synodebesluiten van 25 maart 2025 en 3 juni 2025, omdat zij in strijd zijn met fundamentele beginselen van (kerk)recht. Juist bij schending door kerkelijke organen van deze fundamentele rechtsregels kan de vraag gesteld worden waar het recht van Christus blijft, als de hulp van de burgerlijke rechter niet zou mogen ingeroepen. Als immers het recht van Christus zelf wordt geschonden, ontstaat er wanorde, terwijl onze God geen God van wanorde is, maar van vrede.

________________
[1] Prisma van de vrede | Vrije-Interpretatie. (2025, 2 juni). https://vrije-interpretatie.nl/prisma-van-de-vrede
[2] LinkedIn Login, Sign in | LinkedIn. (z.d.). LinkedIn.  
https://www.linkedin.com/search/results/all/?heroEntityKey=urn%3Ali%3Af…
[3] Arren Bennet Lawrence behaalde zijn doctoraat aan de Asia Graduate School of Theology in Manilla, Filippijnen. Hij doceert Nieuw Testament aan het Hindustan Bible Institute and College in Chennai, India. 
[4]Lawrence, B. . Litigation and Private Arbitration in Roman Provinces: Reading 1 Cor 6:1-11 in Context., pagina 2
[5] t.a.p., pagina 4
[6] t.a.p., pagina 15
[7] t.a.p., pagina 18
[8] t.a.p., pagina 24-25
[9] Drimmelen, L.C. van E.A. (2004) 6. (z.d.). https://kerkrecht.nl/node/13271/
[10] Santing-Wubs, A.H. (2002) Hst. 3, z.d., p. 42
[11] HR 04-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1531
[12] HR 04-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1531, r.o.3.2.
[13] Kerken in het geding. (z.d.). Wapenveld. https://wapenveldonline.nl/artikel/169/kerken-in-het-geding/

Permalink

 

Geachte heer Bügel, Beiden weten wij dat we kerkelijk niet meer bij elkaar komen, tenzij er een terugkeer komt tot gehoorzaamheid aan de synodale besluiten. Daarmee tekent zich een breuk af. Dat een breuk die zich zo voltrekt, netjes begeleid moet worden, zullen we beiden toestemmen. Gezamenlijke belangen of verantwoordelijkheden (emeritikas, kerkelijk bureau, zending enz.) moeten zo goed en eerlijk mogelijk geregeld worden. Maar er zou mij, op grond van 1 Korinthe 6, veel aan gelegen zijn als dat volledig kan gebeuren door een commissie vanuit de kerken, zonder dat de wereldlijke rechter daarin betrokken wordt. Mijn stukje over Cyprianus - ik kwam het al een enkel jaar geleden tegen - dient slechts ter bezinning op dit punt. 

Permalink

Uw reactie is om meerdere redenen teleurstellend. Ondanks dat ik vermoed dat u graag klassiek Christelijk Gereformeerd wilt blijven, is uw reactie vooral paaps van karakter. U beroept zich op een katholieke kerkvader in het kader van een bezinning en u gaat uit van gehoorzaamheid aan synodale besluiten. Dat laatste is anti-presbyteriaal-synodaal, maar paaps hiërarchisch denken. Besluiten worden in een presbyteriaal-synodaal kerkstelsel niet gehoorzaamd, maar aanvaard. Besluiten zijn daarom niet op zichzelf vast en bondig, omdat zij met een meerderheid van stemmen zijn genomen, maar worden voor vast en bondig gehouden. Kerken en kerkleden aanvaarden die besluiten, maar wel onder de voorwaarden dat zij niet in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis van de kerk, de kerkorde of niet apert onredelijk zijn. En daarmee sluit artikel 31 K.O. volledig aan op het belijden van de kerken, in het bijzonder komt het overeen met artikel 7 NGB; daarin belijden de kerken dat zij zelfs geen synodale besluiten boven het Woord van God stellen, omdat Gods Woord de hoogste autoriteit is. Het gaat dus nooit in de kerk om het gehoorzamen van besluiten, laat staan synodale besluiten. De eenheid van het kerkverband afhankelijk maken van gehoorzaamheid aan synodale besluiten, is fundamenteel in strijd met gereformeerd kerkrecht en de aard van het kerkverband. De eenheid van het kerkverband berust op de gezamenlijke belijdenis van de kerken, die hen tot een geestelijke eenheid maakt, een geheel. Deze eenheid is dus niet gebaseerd op synodale besluiten en al helemaal niet gebaseerd op gehoorzaamheid daaraan. 

Dit impliceert zolang de belijdenis van de kerken dezelfde is, dat kerken bij elkaar horen. Zij die zelfs behoren tot hetzelfde kerkverband zijn al bij elkaar, ondanks wellicht diepgaande verschillen. Het is daarom niet mogelijk om uit te spreken dat we kerkelijk niet meer bij elkaar komen, laat staan dat het mogelijk is dat bij elkaar komen afhankelijk wordt gemaakt van gehoorzaamheid aan synodale besluiten. Niet de kerk noch de generale synode noch kerkelijke besluiten binden ons aan elkaar maar uitsluitend het Woord van God, zoals dat is uitgedrukt in de belijdenis van de kerken. Daar komt bij dat het niet legitiem is om een kerkverband te ontvlechten; in de eerste plaats niet omdat de kerk van Jezus Christus is. Het past kerken daarom niet te kiezen voor het uit elkaar gaan. In de tweede plaats past het niet omdat de geestelijke eenheid alleen dan verbroken wordt als er geen sprake meer is van gemeenschappelijk belijden. Er is niet gebleken dat daarvan sprake is.

 En ja, het is lastig als synodale besluiten door een substantieel aantal kerken niet voor vast en bondig kunnen worden gehouden. Dat zorgt ervoor dat het in het kerkelijk samenleven behoorlijk kan schuren. Dat geeft zonder meer spanning, zoals dat inmiddels in de afgelopen jaren ook duidelijk is gebleken. Echter, dat is geen reden om te concluderen dat we niet meer bij elkaar komen. Dan is er bezinning nodig, niet om na te denken over hoe de kerken afscheid van elkaar nemen, maar om, in het licht van het gezamenlijk belijden van de kerken, te zoeken naar de aanpassing van besluiten zodat - zo mogelijk met eenparigheid van stemmen - ook een eventuele minderheid de vrijmoedigheid krijgt om - in overeenstemming met haar geweten en in trouw aan de Schrift - een synodaal meerderheidsbesluit toch voor vast en bondig te houden; een dergelijk besluit dus zou kunnen aanvaarden. 

Daarom roep ik ook u op om niet bij mij weg te gaan, maar elkaar juist op te zoeken. Niet op grond van synodale besluiten en al helemaal niet op grond van gehoorzaamheid daaraan, maar omdat we hetzelfde geloof delen, zoals dat is uitgedrukt in de belijdenisgeschriften van de kerken. Is dat makkelijk, nee, maar het is van Christus wege een dure plicht en een Bijbelse opdracht. En die mogen wij niet verzaken door ons te verschuilen achter paapse drogredenen. We zijn niet geroepen om wanorde te creëren, maar om vrede te zoeken, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

Permalink

Er ligt wat mij betreft geen oplossing in doen alsof er geen breuk is. Met respect, maar dat kan alleen met een ernstig vernauwde / verstoorde blik op het kerkelijke leven. Ik denk oprecht dat het beter is om onze energie en gaven te investeren in het zo goed mogelijk begeleiden van de breuk, die al gevallen is.

Permalink

U maakt nogal een verwijt moet ik zeggen; wie hier een ernstig vernauwde / verstoorde blik heeft op het kerkelijke leven, is afhankelijk van het perspectief. Wel opvallend is dat het u niet lukt inhoudelijk te reageren, anders dan het neerleggen van een blote stelling dat er sprake is van een breuk. Voor zover er een breuk is, is die breuk het gevolg van uw  paapse - niet Christelijk Gereformeerde - opvattingen en die van uw geestverwanten. En die breuk is er niet omdat er geen sprake meer is van een gemeenschappelijke belijdenis, maar omdat u er bewust voor kiest om te breken. En die keuze is enkel gebaseerd op het feit dat er kerken zijn die - zoals ik onweersproken en gemotiveerd uiteen heb gezet - het besluit ViA niet kunnen aanvaarden. Dat u er welbewust en voortdurend voor kiest artikel 31 K.O. niet slechts verkeerd uit te leggen, maar vooral ook verkeerd toe te passen, getuigt eerder van een vernauwde / verstoorde blik op het kerkelijke leven dan mijn dringende - en bij deze herhaalde oproep -  om niet bij mij weg te gaan, maar elkaar juist op te zoeken. Dat vraagt veel wellicht, maar het is niet teveel gevraagd, omdat het om Christus wil is. Het vraagt ook om het presbyteriaal-synodale kerkstelsel serieus te nemen, bereid te zijn om in gesprek te gaan over het commissierapport hermeneutiek. Daar past het forceren van een breuk niet bij om een synodevergadering - in strijd met kerkorde en kerkrecht en de beginselen van gereformeerd kerkrecht - voortijdig te beëindigen en het niet aanwijzen van een roepende kerk is al helemaal ongepast. Mijn oproep geldt ook voor het geval u in uw vernauwde en verstoorde blik meent dat er al een breuk gevallen is, omdat het dan zaak is om die breuk te herstellen. Daarin hoort dan onze energie en gaven te worden gestoken, omdat het niet aangaat een kerkverband af te breken dat nog steeds berust op het gemeenschappelijk fundament van de belijdenis van de kerken. Het heeft er sterk de schijn van dat u, door uw blikvernauwing, niet bereid en in staat bent om het gesprek over hermeneutiek en vrouw en ambt voort te zetten, omdat het erop lijkt dat het commissierapport hermeneutiek een richting geeft wat u niet welgevallig is, omdat het niet in uw straatje past. Datzelfde geldt ook voor bijvoorbeeld het negeren van de argumenten in het boek van dr. Steensma, die met zijn boek ‘Geroepen tot zijn dienst’ een Bijbels-theologische bezinning biedt die de kerken in het kerkverband op constructieve wijze perspectief geeft. Over ernstig vernauwde/verstoorde blik op het kerkelijke leven gesproken. De conclusie moet zijn dat de kerken nog helemaal niet met elkaar zijn uitgesproken, integendeel. Mij dunkt daarom dat het berusten in en het verder werken aan een kerkbreuk kiezen voor wanorde is en dat is het kwade. Daarom mijn oproep: Mijd het kwade, doe wat goed is, streef naar vrede, jaag die na, want onze God is geen God van wanorde, maar van vrede.

Reactie toevoegen

De taalcode van de reactie.
Protected by Spam Master